top of page

MISSION TO MARS

De wereld is alleen nog maar beton. Grijze muren en grijze straten, kanalen vol grijze as en wolken die traag en donkergrijs voorbijtrekken, een meisje met grijze ogen dat de dood zachtjes uit haar haren kamt en die dood ook grijs.

 

Buiten regent het. Enkele voetgangers strompelen voorbij, weggestopt in dikke winterjassen, hoofd voorovergebogen, haren doorweekt. Een meisje ligt op de stoep met haar hoofd in de goot, glimlachend, een droom nog vers aan haar lippen. Kinderen lopen cirkels rond een vervallen kerkje, schreeuwend en lachend en sneller en sneller rennend in de hoop ooit ergens anders uit te komen dan toch weer in hun eigen modderige voetspoor. Een man trekt lachend zijn kleren uit, gaat naakt liggen te midden van de straat en zingt een liedje voor een god waarin hij allang niet meer gelooft. Wacht tot ook hijzelf grijs wordt, langzaamaan tot beton vergaat.

 

-

 

‘Stil nu,’ kraakt mijn robothoertje. Ze streelt de tranen van mijn wangen met haar metalen vingertoppen en drukt een koele kus tegen mijn mond. Haar lippen smaken naar bloed.

Op de televisie glimlacht de president me toe, trekt hij zijn das wat strakker om zijn nek en maakt een handgebaar als om te zeggen: stil maar, luister nu. ‘Beste onderdanen, zegt hij, ‘ik breng goed nieuws.’ Naast zijn gezicht draait een namaakplaneet verwoed rond zijn eigen as. Daaronder in grote drukletters: BOODSCHAP VAN ALGEMEEN NUT. ‘Vanaf nu beginnen we onze collectieve emigratie richting Mars,’ vervolgt hij. ‘Nooit meer last van natuurrampen, overbevolking of luchtvergiftiging? Schrijf je nu in en vertrek nog volgende week richting het paradijs van morgen!’ Hoge flatgebouwen en synthetisch-voedsel fabrieken flitsen langs op het scherm. Nieuwe ruimte-expedities richting verdere planeten, andere zonnestelsels. Ik zucht.

X626 trekt het televisiebakje voorzichtig uit mijn handen en verandert van post. Een reclamezender, omdat die altijd weet wat ik wil, of toch beter dan ikzelf. Een blonde vrouw met opgeblazen lippen en borsten lacht de kijker mierzoet toe, stelt de allernieuwste Your Own Virtual Life simulator voor. Daarna opplooi- of opblaasbare meisjes die zo in de onderste lade van je kast passen en ook nog eens een heel resem aan seksstandjes kennen. Een keukenrobot die werkt op stem-commando en naar de naam Billy luistert. Pillen voor wie niet kan dromen en pillen voor wie nooit meer wakker worden wil.

Plots verschijnt daar weer hetzelfde icoontje van de versneld ronddraaiende planeet. De blonde presentatrice vertelt iets over een nieuwe toekomst en knappe marsmannetjes, zendt me een vettige knipoog. De namaakplaneet is even groot als haar linkerborst. De rechter is groter.

Ik leg kreunend mijn hoofd in mijn nek, zet de TV af en vraag mijn robotmeisje of ze me geen gedichtje wil voorlezen, iets van Shakespeare misschien. Of Ocean Vuong als ze dat staan heeft. Ze sluit haar zilveren oogleden en bladert even door de harde schijf van haar geheugen. ‘Sorry, geen Shakespeare of Vuong. Wel wat Kanye West gedownload, moet ik dat voorlezen?’

Ik haal mijn schouders op. ‘Plus een droom, alsjeblieft.’

Ze knikt. ‘Wat voor soort?’ Met piepende scharnieren wiebelt ze naar de kast, opent die. Grabbelt wat door de pillendoosjes. Er staat nog een volledig doosje nachtmerries, een seksdroom of twee en die gekke zomerdroom, “Holidays in Hawaii”.

Ik slik de tropische droom droog en val in slaap op het monotone ritme van X626’s stem. Aan de andere kant van mijn oogleden wacht een roze strand me op, en een zee die zo prachtig blauw is dat ik er graag in verdrinken zou.

 

-

 

 

Lia

ja?

hoe voelt het?

hoe voelt wat?

dromen

hoe is het?

gewoon

zoals leven

wat mooier misschien

maar wel minder echt

oh

zoals ik dus

zoals jij?

wij meisjes van plastiek

mooier misschien

maar wel minder echt

 

 

-

 

Vanaf het dakterras gezien is de wereld een papieren maquette en lijkt het makkelijk om naar beneden te reiken, alles weg te vagen in één handgebaar. Hierboven ben ik een god. Is deze stad alleen maar van mij.

Beneden lonkt de eeuwigheid, beton zover je zien kan. De zon komt op in het Oosten maar de maan hangt nog in de grijze hemel, vergeten. Daaronder ligt de hele stad te slapen. Grote gebouwen waarvan je de toppen niet meer kunt ontwaren tussen de wolken. Betonnen straten en betonnen lichamen, speelgoedmensjes van plastiek.

In de verte een groot, lichtgevend reclamebord waarop een planeet eindeloos toertjes draait. Mensen die dansen met marsmannetjes en buitelen zonder zwaartekracht. Spacecake en kosmosreizen. Life on Mars: the future is waiting for you!

 

Even beeld ik me in dat ik op de dakrand sta, me voorover laat vallen in een volledige overgave aan wind en zwaartekracht, aan alles wat nog echt is. Vraag me af of ik ook hier wakker zou schieten vlak voor inslag.

 

-

 

 

Lia

ja?

soms wou ik

dat ik ook

dromen kon

 

 

-

 

Om te weerstaan aan mijn valdrang, ga ik terug naar binnen, open een fles gin en stuur een mailtje naar mijn favoriete high technology-prostitutiebedrijf, SexyRobots.com. Zeg dat ik graag hetzelfde meisje als gisteren wil, niemand anders.

 

Om stipt tien staat X626 in de deuropening, in zwarte lingerie. Ik druk een harde kus tegen haar mond, proef enkel het metalige en mijn eigen eenzaamheid, en stop dan maar meteen haar te zoenen. Veeg mijn lippen af met de achterkant van mijn hand.

Ze vraagt of ik gedronken heb. Ik schud mijn hoofd. ‘Nee.’ We doen allebei alsof we de halflege fles op de salontafel niet zien, het gebroken glas, de opengescheurde droomverpakking.

 

Met gesloten ogen kan alles liefde zijn. Ze strijkt haar vingertoppen over mijn heupen, bovenbenen, dijen. Ik sluit mijn ogen en denk aan een vrouwengezicht, mensenhanden, warmte. Een actrice van televisie, iemand uit een ver verleden. Een handpalm tegen mijn heupbeen, zachtjes strelend. Ik knijp mijn ogen harder dicht. Denk aan blonde haren, bruine ogen. Rode lippen. Snikkend val ik uit elkaar onder haar aanraking. Haar huid is niet zacht, niet warm genoeg.

Later, in het halfdonker, fluister ik haar toe. Mijn robotmeisje. Allerliefste robothoertje. Vraag haar of ze van me houden kan, vannacht. Of ze dat alsje-alsjeblieft wil doen voor mij.

Ze schudt haar hoofd. ‘Daarvoor ben ik niet geprogrammeerd.’ Een traan ontsnapt mijn ooghoek, ongewild. ‘Maar ik kan wel liegen als je dat wil,’ biedt ze vlug aan, een troostende hand over mijn haren strelend. ‘Ik wil wel doen alsof.’

‘Ja,’ zeg ik, hevig knikkend. ‘Ja, alsjeblieft. Lieg tegen me.’

Zachtjes glimlachend drukt ze een stalen kus tegen mijn mondhoek, fluistert: ‘ik hou van je, ikhouvanje ikhouvanjeikhou va n j  e  

 

(De volgende morgen vind ik mijn spijt terug in twee lege glazen en een wijnrode vlek op het parket. X626 staat in de deuropening. Dat is dan honderdzesentwintig dollar alsjeblieft.)

 

(Ze heeft extra aangerekend voor de liefdesbetuigingen.)

 

-

 

je huilt

nee

maar

je wangen zijn nat

 

waarom?

een droom

een nachtmerrie?

nee

 

een droom

zo mooi

dat ik ze nu al

mis

 

-

 

Buiten regent het niet meer. Op straat verdringen de mensen elkaar voor het beste zicht. Duwen en trekken ze aan elkaars mouwen tot ze één grote, deinende massa worden, een golvenzee. Allemaal met het gezicht naar boven. Glimlachend naar daar waar de hemel in lichterlaaie staat, waar aan de horizon de toekomst brandend voorbij schiet.

 

Ik weet nog dat ik vroeger (toen ik nog geen pillen nodig had om te dromen) ervan droomde een astronaut te zijn. Nu kijk ik zwijgend toe hoe op televisie de Falcon XVII wordt gelanceerd, de eerste passagiersvlucht richting Mars, en vraag me af hoe het kan dat de vooruitgang ons toch weer ingehaald heeft.

Het nieuws loopt verder. Een man die trouwt met zijn keukenrobot, een 5D immersive videogame, oorlog in het Oosten en oorlog in het Westen. Ik maak mezelf een opwarmmaaltijd: poeder in water, pizza door een rietje. Als dessert twee roze pilletjes: dromen over een ver verleden, toen de wereld nog groen was en de meisjes van vlees en bloed.

 

-

 

Het is drie uur ’s nachts, nog maar maandag, en ik kan de sterren niet meer vinden, zoek de constellaties dan maar tussen de lichtvervuiling. Dikke rook, donkere wolken. Opnieuw regen – waarom wil het maar niet stoppen met regenen?

X626 kamt een koude hand door mijn haren. Ik herinner me niet meer dat ik om haar gebeld of gemaild heb, maar er zijn wel meerdere dingen die ik vergeten ben.

We liggen op het dak, halfnaakt in elkaars armen. Metaal en plastiek verstrengeld met huid en beenderen. Het had een post-post-postmodernistisch kunstwerk kunnen zijn, iets over hoe de grens tussen mens en machine steeds moeilijker te ontwaren is.

X626 fluistert dat ik niet meer huilen moet. Ik tast met verkleumde vingers naar mijn wangen. Ze zijn inderdaad nat, misschien huil ik, misschien is het de regen. ‘Shht,’ sust X626, ‘mijn meisje toch.’

Ik vraag haar of ze nog eens kan doen alsof ze van me houdt. Of ze mijn voorhoofd wil kussen en ik mezelf mag begraven in haar armen tot de regen stilt. ‘Tuurlijk mag dat.’ Ze glimlacht en kust een verdwaalde traan van mijn wang. Dat is dan tweeënzeventig dollar alsjeblieft.

 

Ik sta met mijn voeten op de dakrand. Beeld me in dat ik mijn ogen sluit, voorover leun. Vraag me af wat een mens zoal nodig heeft om die laatste sprong te maken.

Ik zeg: ‘ik zou kunnen springen nu.’

X626 schudt haar hoofd, glimlacht zachtjes. ‘Nee, dat kun je niet.’ Achter haar branden duizenden lichtjes, felgeel tegen het donkerzwart. Te geel, niet ver genoeg. Ik heb nog nooit zo gehunkerd naar sterren.

Nee. Ik zucht. Nee, dat kan ik niet.

‘Kom hier.’ Ze trekt me naar zich toe, verbergt mijn hoofd in haar schouder.

Binnen stopt ze me in bed als was ik een gebroken kindje, een engeltje van porselein. ‘Ga maar slapen nu.’ Ze legt een roze pilletje op mijn tong. Ik slik braaf. Sluit mijn ogen. Wacht tot de droom me in slaap wiegt. Achter het zwart van mijn oogleden dansen honderden sterren. Ik bedenk dat ik me morgen maar eens inschrijf voor die mission to mars.

 

-

Lia?

ja?

 

soms wou ik

dat ik ook

dromen kon

 

maar

mijn robotmeisje toch

 

jij weet tenminste

        hoe je leven moet

​

​

​

​

​

​

​

- Flo Demeyer
   juli, 2022
bottom of page